Professor Carlo Catassi, directeur van de Pediatrische Kliniek en School voor Specialisatie in Pediatrie, Universitaire Polytechnische Hogeschool van de Marken, Ancona, Italië.
Het is inmiddels algemeen bekend dat voor de behandeling van coeliakie de volledige eliminatie van gluten uit de voeding nodig is, omdat zelfs minimale sporen van deze eiwitverbinding de darmen kunnen beschadigen. De kwaliteit van leven van de patiënt wordt daarmee, vooral op de lange termijn, beïnvloed. Maar dat gezegd hebbende, we weten ook dat de talrijke mogelijke bronnen van glutencontaminatie in de dagelijkse voeding moeilijk te vermijden zijn.
Hoe kunnen we nu vaststellen of de patiënt een glutenvrij dieet correct volgt? Een eenduidig of bevredigend antwoord op deze vraag is er op dit moment niet. De meest betrouwbare test is een biopsie van de dunne darm, die zelfs kleine veranderingen in de slijmvliezen, door de inname van sporen van gluten veroorzaakt, kan aantonen. Maar het is een te invasieve procedure om periodiek te gebruiken. Het simpel volgen van de symptomen is beslist niet betrouwbaar, omdat we weten dat kleine dieetfouten vaak geen duidelijke symptomen veroorzaken. In het algemeen worden bij het testen de anti-transglutaminase IgA of andere coeliakie-antilichamen (zoals gedeamideerd gliadine IgG) bepaald, maar al deze metingen – die voor het vaststellen van de eerste diagnose uiterst nuttig en specifiek zijn – zijn vaak niet in staat om kleine dieetafwijkingen te detecteren. Het is ook mogelijk om sporen van gluten in de urine en ontlasting van een patiënt te meten, maar dit toont alleen de gluteninname van de voorafgaande 24-48 uur aan.
Lees meer
Dit wat pessimistische scenario krijgt echter een lichtere kant door de belangrijke studie "Synthetic Neoepitopes of the Transglutaminase-Deamidated Gliadin Complex as Biomarkers for Diagnosing and Monitoring Celiac Disease" van Choung en collega's, verbonden aan de Mayo Clinic in Rochester (Minnesota, Verenigde Staten), welke onlangs in het prestigieuze tijdschrift Gastro-enterology is gepubliceerd. De auteurs concentreerden zich op de antilichamenreactie bij coeliakiepatiënten op TTG-DGP complexen, in tegenstelling tot die op transglutaminase (TTG) of gedeamineerd gliadine (DGP), zoals die met "traditionele" diagnostische tests onderzocht worden. Het proces dat tot de vorming van deze complexen leidt, ziet ook de ontwikkeling van "neo-epitopen" – zeer reactieve aminozuurlocaties die nog immunogener zijn dan de oorspronkelijke antigenen. In een eerste fase van de studie ontdekten de auteurs, met een extreem hoge sensitiveit en specificiteit, dat de reactiviteit van de antilichamen tegen een specifieke set van TTG-DGP-complexen een groep patiënten met floride-coeliakie identificeerde, vergeleken met de gezonde controle-groep. Nog interessanter was de ontdekking die tijdens het tweede deel van de studie werd gedaan: coeliakiepatiënten die dieetbegeleiding ontvingen en van wie het darmslijmvlies beschadigd was als gevolg van de aanhoudende inname van gluten, hadden significant hogere waarden voor anti-TTG-DGP-antilichamen dan de behandelde coeliakiepatiënten van wie het darmslijmvlies normaal was. Met andere woorden, deze nieuwe antilichamentest (uitgevoerd op een gewoon veneus bloedmonster) lijkt in staat te zijn om met een veel grotere nauwkeurigheid dan de huidige beschikbare tests de coeliakiepatiënten te identificeren, wanneer zij het dieet onvoldoende goed volgen.